ECLI:NL:HR:2011:BQ3787
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake de vordering van de benadeelde partij in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2011 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor het misbruik van een kwetsbare positie van een ander, met name [slachtoffer 2], en het opleggen van een gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd, met terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het bij de berekening van de materiële schade was uitgegaan van een periode van drie weken, terwijl de vordering van de benadeelde partij uitsluitend betrekking had op feit 1. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het vervoeren, overbrengen en gedwongen uitoefenen van seksuele handelingen door [slachtoffer 2]. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd tot vier jaren en negen maanden, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe beoordeling van de vordering van de benadeelde partij. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de beoordeling van schadevergoedingsvorderingen in strafzaken.