ECLI:NL:HR:2011:BQ3742
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verzuim van het Hof om te beslissen op verzoek tot oproeping getuige in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor poging tot diefstal van een bromfiets op 25 september 2007 te Maarssen. De verdediging had verzocht om een getuige op te roepen, maar het Hof heeft verzuimd hierop een beslissing te nemen. Dit verzuim heeft volgens de Hoge Raad geleid tot nietigheid van de uitspraak, zoals bepaald in artikel 330 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in verbinding met artikel 415 Sv. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet alleen had moeten beslissen op het verzoek van de verdediging, maar dat het ontbreken van deze beslissing een schending van het recht op een eerlijk proces inhield. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling van de zaak op het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad benadrukte dat de verdediging recht heeft op een volledige en zorgvuldige behandeling van het verzoek tot oproeping van getuigen, wat essentieel is voor de waarborging van de rechtsbescherming van de verdachte. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van een zorgvuldige procesvoering en het belang van het recht op een eerlijk proces.