ECLI:NL:HR:2011:BQ2810

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03099
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling omgangsregeling in familierechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vader in een familierechtelijke kwestie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M-J.E. de Boorder-Gilsing, verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. van Weegberg, had verzocht het beroep te verwerpen. Daarnaast was de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van Asperen, als belanghebbende betrokken bij de procedure.

De zaak betrof een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling, waarbij de Hoge Raad verwees naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof. De vader had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, die op 20 april 2010 was gegeven. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, waarbij de vice-president J.B. Fleers als voorzitter fungeerde. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling binnen het familierecht, met name in zaken die betrekking hebben op omgangsregelingen.

Uitspraak

17 juni 2011
Eerste Kamer
10/03099
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M-J.E. de Boorder-Gilsing,
t e g e n
1. [De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg, en
2. DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 351652/FA RK 06-6063 van de rechtbank Amsterdam van 6 juni 2007, 30 juli 2008 en 26 augustus 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.049.411/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 20 april 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft als belanghebbende een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 juni 2011.