ECLI:NL:HR:2011:BP9042

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04720
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Causaal verband tussen onrechtmatige daad en schade in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder arrest van het gerechtshof te Arnhem. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.M.A. Sluysmans, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 17 maart 2009 was gewezen. De zaak betrof een geschil over de vraag of er een causaal verband bestond tussen de onrechtmatige daad en de geleden schade, een belangrijk aspect binnen het verbintenissenrecht. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiseres niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 3.131,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van een duidelijk causaal verband in zaken van onrechtmatige daad.

Uitspraak

15 april 2011
Eerste kamer
09/04720
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mrs. R.S. Meijer en A.M. van Aerde.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 76699 HA ZA 05-53 van de rechtbank Groningen van 13 april 2005;
b. de vonnissen in de zaak 109634 / HA ZA 05-721 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 augustus 2005, 5 juli 2006 en 15 augustus 2007;
c. het arrest in de zaak 107.002.079/01 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 17 maart 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 3.131,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 april 2011.