ECLI:NL:HR:2011:BP6420
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. E. Maalsen, advocaat te Cuijk. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden. Dit heeft geresulteerd in een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden naar 40 maanden.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de overige middelen van cassatie niet tot vernietiging kunnen leiden en dat er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is als volgt: de bestreden uitspraak wordt vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt verminderd tot veertig maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen.