ECLI:NL:HR:2011:BP6297

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04670
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beëindiging uitkering op grond van de WWB

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 september 2010. Het beroep in cassatie was gericht tegen de bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden, die het bezwaar van belanghebbende tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ongegrond had verklaard. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen had op 28 maart 2008 besloten om de uitkering van belanghebbende met ingang van 1 februari 2008 te beëindigen. Dit besluit werd door de Rechtbank en later door de Centrale Raad bevestigd, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. In cassatie heeft belanghebbende verschillende klachten ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad concludeerde dat het cassatieberoep niet was ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de relevante artikelen van de WWB, die betrekking hebben op de begrippen gehuwd, ongehuwd en gezamenlijke huishouding. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

nr. 10/04670
4 maart 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 september 2010, nr. 09/3057 WWB, betreffende een besluit ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen (hierna: het College) van 28 maart 2008 is belanghebbendes uitkering op grond van de WWB met ingang van 1 februari 2008 beëindigd.
Het College heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 08/1895) heeft het tegen die beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad en daarbij verzocht om vergoeding van schade.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het verzoek om vergoeding van schade afgewezen.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De in cassatie bestreden uitspraak van de Centrale Raad betreft de toepassing van de WWB.
Beroep in cassatie tegen zodanige uitspraak kan ingevolge artikel 80 van de WWB worden ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 3, leden 2 tot en met 5, van de WWB.
Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van het bepaalde bij of krachtens het laatstgenoemde artikel dat betrekking heeft op de begrippen gehuwd, ongehuwd en gezamenlijke huishouding. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2011.