ECLI:NL:HR:2011:BP4800

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03320
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de cassatietermijn in een zaak betreffende levensonderhoud

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de tenuitvoerlegging van een in het buitenland gegeven titel tot levensonderhoud. De verzoeker, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 27 april 2010. Deze beschikking was het resultaat van een hoger beroep dat de verzoeker had ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Almelo van 13 mei 2009. Het hof had de beschikking van de rechtbank vernietigd en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) verlof verleend tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van een vonnis van de Superior Court of the State of Washington, waarin een verplichting tot levensonderhoud was vastgesteld voor een buiten huwelijk geboren kind.

Uitspraak

13 mei 2011
Eerste Kamer
10/03320
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
LANDELIJK BUREAU INNING ONDERHOUDSBIJDRAGEN,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en het LBIO.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 99825 / KG RK 09-64 van de rechtbank Almelo van 13 mei 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.046.426 van het gerechtshof te Arnhem van 27 april 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het LBIO heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
[Verzoeker] heeft een verweerschrift in het incidenteel cassatieberoep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in het principaal beroep en van het LBIO in het incidenteel beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het principaal en van het incidenteel beroep
3.1 [Verzoeker] heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 26 juli 2010, beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof van 27 april 2010. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van [verzoeker] de beschikking van de rechtbank vernietigd en het LBIO, op grond van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de geldendmaking van verplichtingen tot levensonderhoud, Washington, 30 mei 2001, Trb. 2001, 117, verlof verleend tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van een vonnis van de Superior Court of the State of Washington for King County van 17 april 1995 waarbij ten laste van [verzoeker] een verplichting tot levensonderhoud ten behoeve van een buiten huwelijk geboren kind is vastgesteld.
3.2 Ingevolge het te dezen toepasselijke art. 990 Rv. bedraagt de termijn voor het instellen van beroep in cassatie een maand na de dag waarop de beschikking van het gerechtshof is gegeven. Het voormelde Verdrag bevat geen afwijkende voorziening (art. 992 Rv.). Het principaal cassatieberoep is derhalve te laat ingesteld.
3.3 Nu [verzoeker] in zijn principaal beroep wegens overschrijding van de cassatietermijn niet kan worden ontvangen, moet het LBIO in zijn incidenteel beroep eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] en het LBIO niet-ontvankelijk in hun beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 mei 2011.