ECLI:NL:HR:2011:BP4678

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04708
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling en niet-ontvankelijkheid cassatieberoep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling had ingediend. Het verzoek was afgewezen door de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam had het vonnis van de rechtbank bevestigd. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en stelt vast dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Dit is het gevolg van het feit dat het verzoekschrift te laat is ingediend, aangezien de cassatietermijn op 27 oktober 2010 verstreek en het verzoek pas op 28 oktober 2010 ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen. De Hoge Raad oordeelt dat verzoeker derhalve niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte ook tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, wat door de Hoge Raad is overgenomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, waarbij de vice-president J.B. Fleers als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

1 april 2011
Eerste Kamer
10/04708
AS/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met rekestnummer 464325/FT-RK 10.1279 van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2010,
b. het arrest in de zaak 200.073.144/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 19 oktober 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit
arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep, althans en in ieder geval tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Ingevolge art. 292 lid 5 in verbinding met lid 3 F. kan tegen het onder 2 aangeduide arrest beroep in cassatie worden ingesteld binnen acht dagen, te rekenen van de dag van de uitspraak. De cassatietermijn verstreek op 27 oktober 2010. Het verzoekschrift is op 28 oktober 2010 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen, zodat het cassatieberoep te laat is ingesteld. Verzoeker zal derhalve in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.