ECLI:NL:HR:2011:BP4672
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in cassatie tegen niet-einduitspraak
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 27 augustus 2010. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de aanzegging opgenomen in een inrichting voor geestelijke gezondheidszorg, heeft beroep in cassatie ingesteld. Dit beroep is gedaan door zijn advocaten, mr. B.P. de Boer en mr. T. de Bont. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.
De Hoge Raad overweegt dat volgens artikel 428 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beroep in cassatie tegen vonnissen of arresten die geen einduitspraken zijn in de zin van artikel 138 Sv, slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak is toegelaten. Aangezien de bestreden beslissing geen einduitspraak is, kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en beslist dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, en is uitgesproken op 12 april 2011. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheidseisen in het strafrecht en de noodzaak om te voldoen aan de voorwaarden voor cassatie.