ECLI:NL:HR:2011:BP4595
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafoplegging bij samenloop van misdrijven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het Hof een taakstraf en een geldboete had opgelegd. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de samenloop van misdrijven waarop een gelijksoortige hoofdstraf is gesteld, het Hof één straf(combinatie) had moeten opleggen voor de afzonderlijk opgelegde hoofdstraffen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel met betrekking tot de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete werd verlaagd naar € 1.425,- en de duur van de vervangende hechtenis naar 24 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De zaak betreft een verdachte die in 1978 geboren is en woonachtig is in Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Mulder. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot de vermindering van de geldboete. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige strafoplegging bij samenloop van misdrijven en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen in het strafproces.