ECLI:NL:HR:2011:BP2440

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00949
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van in beslag genomen koffer in verband met ongecontroleerd bezit van cocaïne

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de verbeurdverklaring van een koffer die in beslag was genomen in het kader van een strafzaak. De verdachte, geboren in 1973 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof om de koffer onttrokken aan het verkeer te verklaren. De advocaat van de verdachte, mr. M. van Stratum, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat het ongecontroleerde bezit van de koffer in strijd is met het algemeen belang niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad stelde vast dat in dit geval voldaan was aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring van de koffer. Om doelmatigheidsredenen besloot de Hoge Raad de koffer verbeurd te verklaren, ondanks de vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover deze de onttrekking aan het verkeer betrof.

De Hoge Raad benadrukte dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. De beslissing van de Hoge Raad werd genomen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

15 maart 2011
Strafkamer
Nr. 10/00949
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 februari 2010, nummer 23/002683-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen, locatie Esserheem" te Veenhuizen.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel komt op tegen 's Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een koffer.
3.2. De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"De in beslag genomen koffer dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezenverklaarde met betrekking tot dit voorwerp is begaan, terwijl het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan - nu de geur van cocaïne er mogelijk nog aan zit - in strijd is met de wet of met het algemeen belang."
3.3. 's Hofs oordeel dat het ongecontroleerde bezit van de koffer in strijd is met de wet of met het algemeen belang is niet zonder meer begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht, zodat het bestreden arrest in zoverre niet in stand kan blijven. Nu in dit geval is voldaan aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring van de koffer, zal de Hoge Raad om doelmatigheidsredenen die koffer verbeurd verklaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend voor zover daarbij de onttrekking aan het verkeer is uitgesproken van de inbeslaggenomen koffer;
verklaart genoemd voorwerp verbeurd;
vermeldt de art. 33 en 33a Sr als wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging mede berust;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 maart 2011.