ECLI:NL:HR:2011:BP2440
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Verbeurdverklaring van in beslag genomen koffer in verband met ongecontroleerd bezit van cocaïne
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de verbeurdverklaring van een koffer die in beslag was genomen in het kader van een strafzaak. De verdachte, geboren in 1973 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof om de koffer onttrokken aan het verkeer te verklaren. De advocaat van de verdachte, mr. M. van Stratum, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat het ongecontroleerde bezit van de koffer in strijd is met het algemeen belang niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad stelde vast dat in dit geval voldaan was aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring van de koffer. Om doelmatigheidsredenen besloot de Hoge Raad de koffer verbeurd te verklaren, ondanks de vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover deze de onttrekking aan het verkeer betrof.
De Hoge Raad benadrukte dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. De beslissing van de Hoge Raad werd genomen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.