ECLI:NL:HR:2011:BP2338
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake rechtsgeldigheid van dagvaarding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 11 september 2009. De verdachte, geboren in 1983, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de betekening van de aanzegging. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat deze niet voldoet aan de eisen die aan een middel van cassatie worden gesteld. De klacht betrof de vraag of het Hof had moeten onderzoeken of de dagvaarding in eerste en tweede feitelijke aanleg op de juiste wijze was betekend aan alle bekende adressen van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht niet met voldoende duidelijkheid was onderbouwd en dat het Hof zijn oordeel over de rechtsgeldigheid van de dagvaarding voldoende had gemotiveerd.
De Hoge Raad heeft ook de overige middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De middelen nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 1 november 2011 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.