ECLI:NL:HR:2011:BP2338

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03761
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake rechtsgeldigheid van dagvaarding

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 11 september 2009. De verdachte, geboren in 1983, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de betekening van de aanzegging. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.

De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat deze niet voldoet aan de eisen die aan een middel van cassatie worden gesteld. De klacht betrof de vraag of het Hof had moeten onderzoeken of de dagvaarding in eerste en tweede feitelijke aanleg op de juiste wijze was betekend aan alle bekende adressen van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht niet met voldoende duidelijkheid was onderbouwd en dat het Hof zijn oordeel over de rechtsgeldigheid van de dagvaarding voldoende had gemotiveerd.

De Hoge Raad heeft ook de overige middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De middelen nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 1 november 2011 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

1 november 2011
Strafkamer
nr. 09/03761
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 11 september 2009, nummer 24/000940-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. In deze zaak is door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een te zijnen laste gewezen vonnis van de Kantonrechter. In hoger beroep is tegen de verdachte verstek verleend. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:
"De vice-president stelt vast dat uit het meest recente GBA-overzicht van verdachte blijkt dat de verdachte is vertrokken naar Suriname. Er is geen woon- of verblijfplaats van verdachte bekend. De dagvaarding in hoger beroep is om die reden terecht ter griffie betekend."
2.2. De als middel aangeduide klacht komt erop neer dat het Hof blijk had moeten geven te hebben onderzocht of de dagvaarding "in eerste en tweede feitelijke aanleg aan alle bekende en door verzoeker opgegeven GBA en verblijfsadressen op juiste wijze is betekend". De klacht houdt aldus niet met voldoende duidelijkheid in op grond waarvan het Hof zijn uitdrukkelijk gegeven oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend nader had moeten motiveren en waarom het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de dagvaarding in eerste aanleg rechtsgeldig is betekend, onbegrijpelijk zou zijn. De klacht voldoet daarom niet aan de aan een middel van cassatie te stellen eisen, zodat zij onbesproken moet blijven.
3. Beoordeling van het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 november 2011.