ECLI:NL:HR:2011:BP1411

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02756
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van kinderalimentatie op basis van artikel 1:401 lid 4 BW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van de bij rechterlijke uitspraak vastgestelde kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de vrouw, verweerster in cassatie, had verzocht het beroep te verwerpen. De man was het niet eens met de beslissing van het hof en stelde dat de alimentatie niet meer in overeenstemming was met de huidige omstandigheden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kinderrechter en het gerechtshof, die op 7 juli 2009 en 7 april 2010 respectievelijk waren gegeven. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep door de Hoge Raad verworpen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

25 maart 2011
Eerste Kamer
10/02756
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak FA RK 08-9671 zaaknummer 325690 van de kinderrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 juli 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.045.549/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 april 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 maart 2011.