ECLI:NL:HR:2011:BP1285

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00867
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De verdachte heeft gedurende een lange periode meisjes onder valse voorwendselen bij zich laten komen en heeft ontuchtige handelingen met hen gepleegd. Hij heeft video-opnames van deze handelingen vervaardigd en deze opnames in zijn bezit gehouden. De zaak is behandeld door de Hoge Raad der Nederlanden op 8 maart 2011, onder zaaknummer 10/00867.

De verdediging heeft in cassatie middelen ingediend, waarbij onder andere is geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, alsook over de binnentreding en doorzoeking van de woning van de verdachte. De advocaat-generaal, Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de inzendtermijn door het Hof voldoende is gecompenseerd, aangezien de Hoge Raad de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep heeft afgedaan. Hierdoor kan niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.

De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de overige middelen ook niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en is het arrest op 8 maart 2011 uitgesproken door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

8 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/00867
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 januari 2010, nummer 23/000618-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-West, locatie Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Nu de Hoge Raad de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep afdoet, waardoor de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate wordt gecompenseerd, kan - wat betreft de totale duur van de behandeling in cassatie - niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM.
2.3. In zoverre faalt het middel derhalve.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 maart 2011.