ECLI:NL:HR:2011:BP1285
Hoge Raad
- Cassatie
- B.C. de Savornin Lohman
- J.P. Balkema
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De verdachte heeft gedurende een lange periode meisjes onder valse voorwendselen bij zich laten komen en heeft ontuchtige handelingen met hen gepleegd. Hij heeft video-opnames van deze handelingen vervaardigd en deze opnames in zijn bezit gehouden. De zaak is behandeld door de Hoge Raad der Nederlanden op 8 maart 2011, onder zaaknummer 10/00867.
De verdediging heeft in cassatie middelen ingediend, waarbij onder andere is geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, alsook over de binnentreding en doorzoeking van de woning van de verdachte. De advocaat-generaal, Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de inzendtermijn door het Hof voldoende is gecompenseerd, aangezien de Hoge Raad de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep heeft afgedaan. Hierdoor kan niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de overige middelen ook niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en is het arrest op 8 maart 2011 uitgesproken door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.