ECLI:NL:HR:2011:BO9567
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over faillissementsrecht en toestand van niet-betaling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende faillissementsrecht. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast, stelde dat er summierlijk gebleken feiten of omstandigheden waren die aantonen dat de schuldenaar in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof, waaruit blijkt dat de verzoeker geen verweerschrift heeft ingediend en dat de Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.