ECLI:NL:HR:2011:BO9567

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04682
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over faillissementsrecht en toestand van niet-betaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende faillissementsrecht. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast, stelde dat er summierlijk gebleken feiten of omstandigheden waren die aantonen dat de schuldenaar in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof, waaruit blijkt dat de verzoeker geen verweerschrift heeft ingediend en dat de Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

4 maart 2011
Eerste Kamer
10/04682
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 10/674 F van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 september 2010,
b. het arrest in de zaak 200.073.448/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 oktober 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 maart 2011.