ECLI:NL:HR:2011:BO6696
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het Salduz-verweer en het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan politieverhoor
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep een beroep deed op het Salduz-verweer, dat betrekking heeft op het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor. De verdachte, geboren in 1984, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten tijde van de betekening van de aanzegging. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W. Römelingh, stelde dat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om een advocaat te raadplegen voordat hij werd verhoord door de politie. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest (HR 30 juni 2009, LJN BH3079) en oordeelde dat het Hof had moeten onderzoeken of de verdachte op zijn recht op rechtsbijstand was gewezen en of hij de gelegenheid had gekregen om van dat recht gebruik te maken. Het Hof had dit nagelaten, waardoor de verwerping van het verweer onvoldoende gemotiveerd was. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van de zaak op het bestaande hoger beroep.