ECLI:NL:HR:2011:BO5986
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de indeling van bloedalbumine in de Gecombineerde Nomenclatuur en de vraag naar therapeutisch gebruik
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de indeling van bloedalbumine, een product dat wordt gebruikt als groeibodem voor de kweek van antilichamen, in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en de vraag of dit product als therapeutisch of profylactisch kan worden aangemerkt. De belanghebbende, een bedrijf dat bloedalbumine importeert, had bij de douane aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van dit product onder post 3002 10 10 van de GN, waarvoor geen douanerechten verschuldigd waren. De Inspecteur heeft echter douanerechten nagevorderd op basis van indeling onder post 3502 90 van de GN, wat leidde tot een rechtsgang.
De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur. Het Hof bevestigde deze uitspraak, maar de Staatssecretaris ging in cassatie. De Hoge Raad heeft de zaak in behandeling genomen en de vraag opgeworpen of bloedalbumine, dat zelf geen therapeutische werking heeft, toch kan worden aangemerkt als bereid voor therapeutisch gebruik, omdat het onmisbaar is bij de vervaardiging van therapeutische antilichamen.
De Hoge Raad heeft de zaak geschorst en een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de relevante bepalingen in het Geharmoniseerd Systeem. De vraag betreft de interpretatie van aantekeningen in hoofdstuk 30 en 35 van het GS, en of bloedalbumine dat niet voor therapeutisch gebruik is bereid, maar wel essentieel is voor de productie van therapeutische producten, als zodanig kan worden ingedeeld. De uitspraak van het Hof van Justitie zal bepalend zijn voor de verdere behandeling van de zaak.