ECLI:NL:HR:2011:BO2788
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep bij veroordeling tot gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor opzetheling. Het Gerechtshof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij geen schriftuur houdende grieven had ingediend binnen de gestelde termijn van veertien dagen na het instellen van het hoger beroep. De verdachte had ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. De advocaat-generaal Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en het Hof oordeelde dat er geen aanleiding was om de zaak in hoger beroep ten gronde te onderzoeken. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de opvatting van de verdachte dat artikel 410a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing was, onjuist was. Aangezien de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf, was artikel 410a, eerste lid, niet van toepassing, en dus ook niet het tweede lid. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.