ECLI:NL:HR:2011:BO1590
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak in een ontnemingszaak wegens onterecht buiten beschouwing laten van proces-verbaal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1956, betrokken was. De Advocaat-Generaal bij het Hof had een proces-verbaal van politie overgelegd, maar het Hof besloot dit proces-verbaal buiten beschouwing te laten. De verdediging stelde dat dit in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde, omdat zij zich niet adequaat had kunnen voorbereiden door de late verstrekking van dit proces-verbaal.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het proces-verbaal buiten beschouwing moest worden gelaten. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het Hof de overlegging van het proces-verbaal eerst had toegestaan, maar dit vervolgens onterecht had genegeerd bij de beraadslaging. Dit leidde tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op basis van het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de rechten van de verdediging in strafzaken.