ECLI:NL:HR:2011:BN8724
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag in het recht van successie en dubbele belasting tussen Nederland en België
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in het recht van successie. De belanghebbende, X, had een aanslag ontvangen naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van zijn vader, die in 2002 was overleden. De vader had de Nederlandse nationaliteit en woonde ten tijde van zijn overlijden in België. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar verminderd, maar de Rechtbank te Breda had de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verder verminderd. Hiertegen heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen strijd was met het gemeenschapsrecht. De Hoge Raad stelde vast dat Nederland niet verplicht is om zijn belastingstelsel aan te passen aan dat van België om dubbele belasting te voorkomen, aangezien er geen verboden discriminatie plaatsvond. De belanghebbende zou in een zuiver binnenlandse situatie dezelfde belastingdruk hebben ondergaan. De Hoge Raad concludeerde dat de dubbele heffing die de belanghebbende ondervond, voortkwam uit de parallelle uitoefening van fiscale bevoegdheden door Nederland en België, en dat er geen belastingverdrag tussen beide landen bestond dat deze heffing zou kunnen voorkomen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2011.