ECLI:NL:HR:2011:BL7596

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00477
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over non-conformiteit en onderzoeksplicht koper bij bodemverontreiniging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over non-conformiteit in verband met bodemverontreiniging. Eiser 1 en eiseres 2, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P. Garretsen, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest was eerder bevestigd door de rechtbank Haarlem, die in twee vonnissen op 18 juli en 5 december 2007 had geoordeeld over de aansprakelijkheid van de verkoper in het kader van de koopovereenkomst. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, dat aan de uitspraak is gehecht.

De kern van de zaak betreft de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de koper bij de aankoop van onroerend goed, met specifieke aandacht voor de gevolgen van bodemverontreiniging. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink gevolgd, die had geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak in het civiele recht, met implicaties voor de aansprakelijkheid van verkopers en de onderzoeksplicht van kopers in gevallen van bodemverontreiniging.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
10/00477
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 133752/HA ZA 07-393 van de rechtbank Haarlem van 18 juli 2007 en 5 december 2007;
b. het arrest in de zaak 200.010.832/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 22 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 22 april 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.