ECLI:NL:HR:2011:BL0208
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof inzake aansprakelijkstelling op grond van de Invorderingswet 1990
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de aansprakelijkstelling van belanghebbende, X2 te Z, voor de door A B.V. te Q verschuldigde omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De aansprakelijkstelling was gebaseerd op een beschikking van de Ontvanger van 18 mei 2005, die na bezwaar door de Ontvanger werd gehandhaafd. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de beschikking van de Ontvanger vernietigd, maar het Hof heeft deze uitspraak later weer vernietigd en de aansprakelijkstelling verder verminderd.
De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld, waarbij hij een middel heeft voorgesteld. Belanghebbende heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie, en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beide beroepen in cassatie gegrond zijn. De uitspraak van het Hof is vernietigd en de zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 483 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten met betrekking tot het principale cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 21 januari 2011.