ECLI:NL:HR:2010:BO8496

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04802
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en procesgang bij de Rechtbank en het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, X te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2009. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, die na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en twee middelen voorgesteld. De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard. Het oordeel van het Hof dat de uitspraak op bezwaar op regelmatige wijze is verzonden, werd als onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd aangemerkt. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Tevens is de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 110 aan belanghebbende en zijn de kosten van het geding in cassatie vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, die door de Staatssecretaris van Financiën moet worden vergoed.

De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters en de noodzaak om de procesgang in belastingzaken correct te volgen. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsbescherming van belastingplichtigen en de verantwoordelijkheden van de belastingautoriteiten.

Uitspraak

Nr. 09/04802
24 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2009, nr. BK-09/00282, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 08/8413 IB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Voor het Hof heeft belanghebbende onder meer gesteld dat de uitspraak op bezwaar niet is verzonden, zodat geen beroepstermijn is aangevangen. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs is te concluderen dat de uitspraak op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar ambtshalve opgelegde aanslag - met dagtekening 3 april 2008 - op regelmatige wijze is verzonden.
3.2. Het eerste middel dat erover klaagt dat het hiervoor in 3.1 vermelde oordeel onbegrijpelijk is, althans onvoldoende is gemotiveerd, slaagt. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is onvoldoende inzichtelijk hoe het Hof in onderdeel 7.1 van zijn uitspraak tot dit oordeel heeft kunnen komen.
3.3. De uitspraak van het Hof kan, gelet op het in 3.2 overwogene, niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Het tweede middel behoeft geen behandeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 110, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2010.