ECLI:NL:HR:2010:BO8485

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01408
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gezamenlijke huishouding en recht op respect voor familie- of gezinsleven

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 maart 2010, nr. 08/1774 WWB, betreffende een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage. Dit college heeft op 12 december 2006 besloten de bijstandsuitkering van de belanghebbende, die was toegekend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), over de periode van 22 maart 2005 tot en met 31 december 2005 in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen. Het College verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarna de Rechtbank te 's-Gravenhage het beroep tegen deze beslissing ook ongegrond verklaarde. De Centrale Raad bevestigde vervolgens de uitspraak van de Rechtbank.

De belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad, waarbij het middel betoogt dat de regeling in artikel 3, lid 4, aanhef en letter b, van de WWB, die bepaalt dat personen geacht worden een gezamenlijke huishouding te hebben indien zij in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben en een kind van een van hen door de ander is erkend, in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat het middel faalt, omdat de regeling het recht op respect voor het familie- of gezinsleven niet aantast. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 24 december 2010.

Uitspraak

Nr. 10/01408
24 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 maart 2010, nr. 08/1774 WWB, betreffende een besluit ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: de WWB).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage (hierna: het College) de aan belanghebbende toegekende bijstandsuitkering ingevolge de WWB over de periode van 22 maart 2005 tot en met 31 december 2005 ingetrokken en de kosten van bijstand over die periode van belanghebbende teruggevorderd.
Het College heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. 07/2806 WWB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bestrijdt de in artikel 3, lid 4, aanhef en letter b, van de WWB neergelegde regeling op grond waarvan personen geacht worden een gezamenlijke huishouding te hebben, indien zij in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben en een kind van een van hen door de ander is erkend. Het middel betoogt onder meer dat deze regeling in strijd is met het bepaalde in artikel 8 van het EVRM.
3.2. Het middel faalt in zoverre, aangezien de in 3.1 bedoelde regeling het recht op respect voor het familie- of gezinsleven niet aantast.
3.3. Het middel faalt ook voor het overige. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2010.