ECLI:NL:HR:2010:BO8479
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanvang van de beroepstermijn bij aanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2009, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en een daarbij opgelegde boete. De belanghebbende had voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waartegen bezwaar was gemaakt. De Inspecteur handhaafde de aanslag en de boete, waarna de Rechtbank te 's-Gravenhage het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde. Hierop volgde hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.
Belanghebbende stelde in cassatie dat de uitspraken op bezwaar niet waren verzonden, waardoor de beroepstermijn niet was aangevangen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat de uitspraken op bezwaar op regelmatige wijze waren verzonden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende.
De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van de middelen in cassatie leidde tot de conclusie dat het oordeel van het Hof over de verzending van de uitspraken op bezwaar niet begrijpelijk was. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 24 december 2010.