ECLI:NL:HR:2010:BO5026
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Waardering van vordering op malafide beleggingsmakelaar in het kader van inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 december 2009, betreffende een navorderingsaanslag en een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De belanghebbende had in 2004 een bedrag van € 50.000 verstrekt aan A, die zich verplichtte dit bedrag te beleggen en een rente van 21% te betalen. In 2005 werd bekend dat A geld 'rondpompte', wat leidde tot zijn faillissement op 15 juni 2005. De waarde van de vordering van belanghebbende op A was in geschil, met betrekking tot de bepaling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen voor de jaren 2004 en 2005.
De Rechtbank te Leeuwarden had de navorderingsaanslag vernietigd en de aanslag verminderd, maar het Hof had deze uitspraak vernietigd en de navorderingsaanslag en de aanslag verminderd. Belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de waardebepaling in goede justitie door het Hof niet onbegrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het Hof had de waarde van de vordering vastgesteld op 50% van de nominale waarde, wat door de Hoge Raad werd bevestigd. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.