ECLI:NL:HR:2010:BO5009
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige teruggaaf en aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De Hoge Raad oordeelt dat de voorlopige teruggaaf, die ten name van belanghebbende is verleend, op de juiste wijze is bekendgemaakt. Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze teruggaaf, en de inspecteur heeft deze niet ambtshalve verminderd. De teruggaaf is terecht verrekend met de definitieve aanslag, ondanks het feit dat het bedrag buiten medeweten van belanghebbende op de bankrekening van haar toenmalige echtgenoot is bijgeschreven.
De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende was van 15 juli 2002 tot 16 maart 2006 gehuwd met X-Y. In 2004 had belanghebbende geen inkomen en was zij derhalve geen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verschuldigd. Een belastingadviseur heeft namens haar een verzoek om voorlopige teruggaaf ingediend, dat op naam van belanghebbende is gesteld. De voorlopige teruggaaf is op 4 januari 2005 op de bankrekening van de man gestort. In 2007 is aan belanghebbende een aanslag opgelegd, die is verrekend met de voorlopige teruggaaf.
De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof en oordeelt dat de aanslag terecht is opgelegd. De middelen van belanghebbende falen, en de Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2010.