ECLI:NL:HR:2010:BO4928

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04734
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorlopige machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Betrokkene, die thans verblijft in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 2 september 2010. De rechtbank had in deze beschikking geoordeeld over de vraag of de geneeskundige verklaring voldeed aan de eisen van artikel 5, lid 1 van de Wet Bopz. De officier van justitie in het arrondissement Utrecht was verweerder in cassatie, maar heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep verworpen diende te worden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van de Wet Bopz en de eisen die aan geneeskundige verklaringen worden gesteld in het kader van voorlopige machtigingen. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de reikwijdte van de toetsing die de Hoge Raad kan uitvoeren in cassatieprocedures van deze aard.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
10/04734
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. O.C. Bondam,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT UTRECHT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 292975/FA RK 10-5430 van de rechtbank Utrecht van 2 september 2010.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.