ECLI:NL:HR:2010:BO4021
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafoplegging in seksuele misdrijven tegen minderjarigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1939, was veroordeeld voor het meermalen plegen van seksueel binnendringen bij iemand beneden de twaalf jaren en het meermalen plegen van ontucht met misbruik van gezag of vertrouwen. Het Gerechtshof had de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging in strijd was met het toepasselijke artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat luidde tot 1 februari 2006. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen met betrekking tot de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de straf.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen andere gronden waren voor vernietiging van de uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.