ECLI:NL:HR:2010:BO3532

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02848
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en versnelde invordering op basis van de Invorderingswet 1990

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam. De zaak betreft een verzet tegen een dwangbevel op grond van artikel 17 van de Invorderingswet 1990. De vraag die centraal stond was of de ontvanger bevoegd was tot versnelde invordering vanwege gegronde vrees voor verduistering, zoals bedoeld in artikel 10 van de Invorderingswet 1990.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft in zijn conclusie ook geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gegeven zonder nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

17 december 2010
Eerste Kamer
09/02848
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.A. Meijer,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 203167/HA ZA 00-2043 van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2007;
b. het arrest in de zaak 106.007.073/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 31 maart 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. C.M. Bergman, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere
motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 december 2010.