ECLI:NL:HR:2010:BO2417

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02511
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over renvooiprocedure en bewijsovereenkomst in civiele zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Rabobank. De zaak betreft een renvooiprocedure en de hoogte van de vordering, waarbij ook de stelplicht en bewijsovereenkomsten aan de orde kwamen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, waartegen [eiser] beroep in cassatie had ingesteld. De Rabobank was niet verschenen in deze procedure.

De advocaat van [eiser], mr. P. Garretsen, heeft de zaak toegelicht, maar de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep van [eiser] verworpen. Tevens is [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Rabobank op nihil zijn begroot.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
09/02511
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
2. COÖPERATIEVE RABOBANK AMSTERDAM EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Rabobank.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 358760/HA ZA 06-4067 van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2007 en 12 september 2007,
b. het arrest in de zaak 200.002.390 van het gerechtshof te Amsterdam van 20 januari 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Rabobank is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Rabobank begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.