ECLI:NL:HR:2010:BO1976

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01320
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering uit hoofde van Promissory Notes en rechtsverwerking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen OCW INTERNATIONAL B.V. en een verweerder uit Italië. De zaak betreft een vordering uit hoofde van 'Promissory Notes', waarbij de schuldenaar gerechtvaardigd vertrouwen heeft opgewekt dat hij van zijn schuld is gekweten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam, waar de zaak eerder is behandeld. De advocaat van OCW INTERNATIONAL B.V., mr. M.W. Scheltema, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. K.G.W. van Oven en andere advocaten. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en OCW INTERNATIONAL B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, aangezien deze klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

3 december 2010
Eerste Kamer
09/01320
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
OCW INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats], Italië,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als OCWI en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak H 02.2195/251263 van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2004;
b. het arrest in de zaak 106.001.607/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 23 december 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft OCWI beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, althans tot verwerping daarvan.
De zaak is voor OCWI toegelicht door haar advocaat en door mr. I.C. Blomsma, advocaat bij de Hoge Raad, en voor [verweerder] namens zijn advocaat door mr. F.E. Vermeulen en mr. M.N. van Dam, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van OCWI heeft bij brief van 28 oktober 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt OCWI in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 december 2010.