ECLI:NL:HR:2010:BO0199

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02307
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezegging aan werknemer met betrekking tot VUT-uitkering of (pre)pensioen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting ABAB tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vraag of een aan een werknemer gedane toezegging kan worden gekwalificeerd als een VUT-uitkering of een (pre)pensioen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter van 8 maart 2007 en een arrest van het hof van 3 maart 2009. De Stichting ABAB heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat de eerdere beslissing heeft bekrachtigd. De verweerder in deze zaak heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de advocaten van beide partijen, waarbij de advocaat van ABAB ook een schriftelijke reactie heeft gegeven op de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en ABAB veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

26 november 2010
Eerste Kamer
09/02307
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING ABAB,
gevestigd te Tilburg,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ABAB en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 456982 van de kantonrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 maart 2007;
b. het arrest in de zaak HD 103.005.311 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 maart 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft ABAB beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ABAB mede door mr. C.S.G. Janssens, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
De advocaat van ABAB heeft op 21 oktober 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ABAB in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 november 2010.