ECLI:NL:HR:2010:BN7733
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herstel van verzuim in strafoplegging door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 november 2008 had geoordeeld in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door de advocaten mr. B.P. de Boer en mr. A.J. van der Velden. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad constateerde dat het Hof had nagelaten de wettelijke voorschriften te vermelden waarop de strafoplegging berustte. Dit verzuim werd door de Hoge Raad hersteld op basis van artikel 441 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover de wettelijke voorschriften, namelijk de artikelen 23, 24c, 47 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, niet waren vermeld. Voor het overige werd het beroep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.