ECLI:NL:HR:2010:BN7059

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02313
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëindiging kredietovereenkomst door bank en borgtochtovereenkomsten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door eiseressen, waaronder Rederij Rijnvakantie B.V., tegen ING Bank N.V. De zaak betreft een vordering van de kredietverstrekkende bank uit hoofde van borgtochtovereenkomsten. Eiseressen stelden dat de beëindiging van de kredietovereenkomst door de bank onzorgvuldig was jegens de borgen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waaruit blijkt dat de zaak al een lange juridische voorgeschiedenis heeft. De advocaat-generaal J. Wuisman had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiseressen niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 3.476,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere oordelen van de lagere rechters en onderstreept het belang van zorgvuldigheid in de beëindiging van kredietovereenkomsten.

Uitspraak

22 oktober 2010
Eerste Kamer
09/02313
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. REDERIJ RIJNVAKANTIE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] c.s. en ING.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 128554/HA ZA 99-2429 van de rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2001, 18 april 2002, 9 juni 2004 en 22 november 2006;
b. het arrest in de zaak 105.005.885/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 februari 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ING heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ING mede door mr. P.A. Fruytier, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] c.s. heeft bij brief van 24 september 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere
motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING Bank begroot op € 3.476,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 22 oktober 2010.