ECLI:NL:HR:2010:BN6190

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en vergoeding conform sociaal plan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over kennelijk onredelijk ontslag in de zin van artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J.W. Alt, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, dat op 25 november 2008 was gewezen. De zaak betrof de vraag of het ontslag van eiseres door haar werkgever, INSTALLIX B.V. (voorheen VOLKER WESSELS TELECOM INSTALLATIES B.V.), als kennelijk onredelijk kon worden aangemerkt en of eiseres recht had op een vergoeding conform het sociaal plan van de onderneming.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en het verloop van het geding in feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Amersfoort van 14 februari 2007. De advocaat-generaal L. Timmerman had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gemotiveerd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder, INSTALLIX B.V., zijn begroot op € 4.571,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de toepassing van de regels omtrent kennelijk onredelijk ontslag en de bijbehorende vergoedingen.

Uitspraak

8 oktober 2010
Eerste Kamer
09/00924
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
INSTALLIX B.V., voorheen genaamd VOLKER WESSELS TELECOM INSTALLATIES B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. N.T. Dempsey en mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en VWTI.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 442108/CV 05-7753 BA van de kantonrechter te Amersfoort van 14 februari 2007;
b. het arrest in de zaak 104.003.567 van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 25 november 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
VWTI heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 17 september 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VWTI begroot op € 4.571,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 oktober 2010.