ECLI:NL:HR:2010:BN6117

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen afwijzing verzoek om contra-expertise in het kader van voorlopige machtiging BOPZ

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om contra-expertise in het kader van een voorlopige machtiging op basis van de Wet op de Bopz. De verzoeker, aangeduid als betrokkene, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, die op 22 april 2010 was gegeven. De rechtbank had het verzoek om contra-expertise afgewezen, waarop de betrokkene in cassatie ging. De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam was verweerder in deze procedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van de rechtbank en het cassatierekest, dat aan de beschikking is gehecht. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft eveneens geconcludeerd tot verwerping. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de eisen die aan psychiatrisch onderzoek kunnen worden gesteld in het kader van voorlopige machtigingen.

Uitspraak

15 oktober 2010
Eerste Kamer
10/03169
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 457241/FA RK 10.3270 van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2010.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 oktober 2010.