ECLI:NL:HR:2010:BN3865
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Compromis over WOZ waarde en motivering proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 augustus 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waardering van onroerende zaken onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Het geschil betreft de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Z voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. De heffingsambtenaar van de gemeente Grave had de waarde vastgesteld, maar na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde door de Rechtbank te 's-Hertogenbosch verlaagd. Het Hof heeft vervolgens het hoger beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verder verminderd. Het College, dat de oorspronkelijke beschikking had genomen, heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in zijn uitspraak niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de hogere proceskostenvergoeding, zoals vastgesteld op basis van artikel 2, lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gerechtvaardigd was. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter in dergelijke gevallen moet motiveren welke bijzondere omstandigheden een hogere vergoeding rechtvaardigen. Aangezien deze motivering ontbreekt, slaagt de klacht van het College. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de motivering van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke zaken, vooral in situaties waarin een compromis wordt gesloten over de waardering van onroerende zaken. De beslissing benadrukt de noodzaak voor rechters om transparant te zijn in hun motivering, vooral wanneer zij afwijken van de standaard tarieven voor proceskosten.