ECLI:NL:HR:2010:BN1421

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03597
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over derdenbeslag en ongerechtvaardigde verrijking ten koste van een bank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 09/03597. De zaak betreft een geschil over derdenbeslag onder een bank en de vraag of er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking ten koste van de bank. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaten mr. J.P. Heering en mr. M.A.M. Essed, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te Arnhem. De bank, de Coöperatieve Rabobank Apeldoorn U.A., werd vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Duk en heeft gedeeltelijk tot referte en gedeeltelijk tot verwerping van het beroep geconcludeerd.

De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en de arresten van het gerechtshof, die aan deze zaak zijn gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep, waarop de advocaten van eiser hebben gereageerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de bank zijn begroot op € 5.076,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

24 september 2010
Eerste Kamer
09/03597
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. J.P. Heering en mr. M.A.M. Essed,
t e g e n
de COÖPERATIEVE RABOBANK APELDOORN U.A.,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de bank.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 57744/HA ZA 03-1150 van de rechtbank Zutphen van 3 maart 2004, 21 juli 2004, 22 juni 2005 en 26 oktober 2005;
b. het arrest in de zaak met het rolnummer 2006/146 van het gerechtshof te Arnhem van 28 november 2006;
c. het arrest in de zaak met het zaaknummer 104.001.836 van het gerechtshof te Arnhem van 7 april 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De bank heeft geconcludeerd gedeeltelijk tot referte en gedeeltelijk tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaten en voor de bank door mr. M.V. Polak en mr. J.M.E. Citteur, beiden advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaten van [eiser] hebben bij brief van 23 juli 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bank begroot op € 5.076,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 24 september 2010.