ECLI:NL:HR:2010:BN0635
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingheffing op pensioenuitkering met buitenlandse elementen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 14 augustus 2009 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. Belanghebbende, die van 1 mei 1968 tot 1 mei 1986 in dienstbetrekking werkzaam was bij een onderneming, heeft gedurende deze periode pensioen opgebouwd. Een deel van deze pensioenuitkering is opgebouwd terwijl hij in de Verenigde Staten woonde, en een ander deel terwijl hij in België woonde. De heffing van inkomstenbelasting over de pensioenuitkering was gedurende de Belgische periode aan België toegewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof met juistheid heeft geoordeeld dat het geschil moet worden beoordeeld aan de hand van de strekking van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 augustus 2002. Dit Besluit is bedoeld om economische dubbele heffing te voorkomen voor uitkeringen op grond van een zuivere pensioenregeling. Het Hof heeft vastgesteld dat in de Belgische periode een bedrag buiten de heffing van inkomstenbelasting is gebleven dat ten minste gelijk is aan het bedrag van de bijdragen met betrekking tot de Amerikaanse periode. Hierdoor concludeert het Hof dat er in het onderhavige jaar geen economische dubbele heffing meer plaatsvindt.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 9 juli 2010.