ECLI:NL:HR:2010:BN0035
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake oplichting met valse hoedanigheden
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 7 augustus 2009 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid-West, locatie Torentijd' te Middelburg. De verdachte is beschuldigd van oplichting, waarbij hij samen met medeverdachten gebruik maakte van valse hoedanigheden om een bedrag van 9.750 US Dollars te verkrijgen van een slachtoffer, aangeduid als [betrokkene 3]. De verdachte en zijn medeverdachten deden zich voor als personen die betrokken waren bij een erfenis, waarbij het slachtoffer werd misleid om geld te betalen voor de opslag van valse Amerikaanse dollars.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof in zijn arrest niet heeft gereageerd op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de verklaringen van getuige [betrokkene 1] onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Dit verzuim is in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat leidt tot nietigheid van de uitspraak. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 28 september 2010, waarbij de vice-president F.H. Koster de zitting voorzat, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Gerechtshof en terugwijzing van de zaak.