ECLI:NL:HR:2010:BN0008
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanzegging van een getuige in een strafzaak en de gevolgen voor de verdediging van de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van de raadsman van de verdachte om de getuige [betrokkene 1] aan te zeggen voor een nadere terechtzitting. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof had moeten bepalen dat de getuige aanwezig diende te zijn, tenzij het Hof van oordeel was dat de verdachte niet in zijn verdediging werd geschaad door het niet inwilligen van het verzoek. De getuige had zich tijdens de eerdere zitting op zijn verschoningsrecht beroepen, wat complicaties met zich meebracht voor de verdediging van de verdachte. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte geen in rechte te respecteren belang heeft bij de klacht over het verzuim van het Hof, omdat de raadsman niet heeft gepersisteerd bij het verzoek om de getuige opnieuw te horen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vermindert deze van 24 naar 23 maanden. De overige middelen van cassatie worden verworpen, en de redelijke termijn van het proces is overschreden, wat ook heeft geleid tot de strafvermindering.