ECLI:NL:HR:2010:BM9784

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00494
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding bij overgang van onderneming op basis van sociaal plan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een vordering tot schadevergoeding door een eiser, die zijn dienstauto had verloren bij de overgang van onderneming. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.M.G. Peletier, had zijn vordering gebaseerd op een sociaal plan. De verweerder in cassatie was het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.A. Duk. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 7:662 e.v. van het Burgerlijk Wetboek en de relevantie van het sociaal plan in het kader van de overgang van onderneming.

Uitspraak

17 september 2010
Eerste Kamer
09/00494
DV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier,
t e g e n
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en het UWV.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak CV 06-21518 van de kanton-rechter te Amsterdam van 12 april 2007;
b. het arrest in de zaak 106.007.077/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 28 oktober 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het UWV heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het UWV begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 september 2010.