ECLI:NL:HR:2010:BM9771
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herstel van misslagen in aanvulling verkort arrest en beoordeling van de redelijke termijn in cassatiefase
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1978, in hoger beroep was veroordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. C.W. Noorduyn, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, deze is verminderd tot twee jaren, elf maanden en drie weken, waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het eerste middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Dit middel is gegrond, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden door de te late indiening van de stukken door het Hof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, en is uitgesproken op 21 september 2010. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de opgelegde straf is verminderd, maar dat het beroep voor het overige is verworpen.