ECLI:NL:HR:2010:BM7501
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling tot geldboete wegens overtreding van identiteitsgegevens
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 95,- voor het opgeven van een valse naam aan het bevoegd gezag. De Hoge Raad heeft op 14 september 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 08/05045. De verdachte, die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats was, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.M. Lintz. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep voor zover dit gericht is tegen de beslissingen ter zake van het onder 5 tenlastegelegde feit. Dit betekent dat de Hoge Raad de veroordeling tot de geldboete in stand laat. Het beroep kan niet leiden tot cassatie, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de verdachte niet in zijn beroep kan worden ontvangen voor de opgelegde geldboete.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en onderstreept de toepassing van de relevante wetgeving met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.