ECLI:NL:HR:2010:BM5248
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van reisdocumenten in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het in bezit hebben van valse reisdocumenten, in dit geval Duitse identiteitskaarten, op naam van verschillende personen. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het vervalsen en in bezit hebben van reisdocumenten. De verdachte had in cassatie aangevoerd dat de documenten niet als reisdocumenten konden worden aangemerkt volgens de wet. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte in het bezit was van reisdocumenten, niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat dit oordeel geen nadere motivering behoefde. De Hoge Raad vernietigde echter de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf werd verminderd tot 180 uren en de vervangende hechtenis tot 90 dagen. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij werd opgemerkt dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, wat leidde tot de vermindering van de opgelegde straf. De uitspraak benadrukt de juridische kwalificatie van reisdocumenten en de toepassing van artikel 231 Sr in het strafrecht.