ECLI:NL:HR:2010:BM4396
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie in zedenzaak met betrekking tot opzet en wetenschap van de verdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 augustus 2008 uitspraak deed in een zedenzaak. De verdachte, geboren in 1938, had beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, mr. M.J. Lamers, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd van 18 maanden naar 17 maanden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, wat heeft geleid tot de vermindering van de gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 14 september 2010.