ECLI:NL:HR:2010:BM3276

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03617
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over forfaitaire fosfaatheffing en bemonstering van meststoffen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de forfaitaire fosfaatheffing die aan belanghebbende is opgelegd over het jaar 1999. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de aanslag gehandhaafd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank en de naheffingsaanslag heeft vernietigd.

De Minister heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In de procedure heeft de Minister de zaak laten toelichten door mr. A.L. Kruijmer, advocaat te 's-Gravenhage. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat de regelgeving voor de bemonstering van vloeibare meststoffen van toepassing was, terwijl in dit geval de regelgeving voor vaste meststoffen van toepassing is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2010.

Uitspraak

Nr. 08/03617
7 mei 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 juli 2008, nr. BK-07/00053, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de forfaitaire fosfaatheffing.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het jaar 1999 een naheffingsaanslag in de forfaitaire fosfaatheffing opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Inspecteur) is gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 05/4648 OVSCHH) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag vernietigd. De uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Minister heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Minister heeft de zaak doen toelichten door mr. A.L. Kruijmer, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Belanghebbende voerde een bedrijf in de zin van artikel 1, lid 1, aanhef en letter j, van de Meststoffenwet (tekst 1999). Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar kippenmest aangevoerd. Van mening dat de hoeveelheid aangevoerde meststoffen uitgedrukt in kilogrammen fosfaat de in artikel 38, lid 1, aanhef en letter b, van de Meststoffenwet vrijgestelde hoeveelheid heeft overtroffen, heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de forfaitaire fosfaatheffing opgelegd.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven. Ter motivering van dat oordeel heeft het Hof de gronden die zijn vermeld in de onderdelen 7.1 tot en met 7.4 van de bijlage bij onder meer de conclusie van Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen van 28 december 2007, nr. 42467, LJN BC2816, overgenomen en tot de zijne gemaakt.
3.3. De door het Hof genoemde onderdelen van evenbedoelde bijlage hebben betrekking op de bemonstering van vloeibare dierlijke meststoffen. De stukken van het geding laten echter geen andere conclusie toe dan dat de in het onderhavige geval aangevoerde meststoffen niet vloeibaar maar vast waren. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is, zoals het middel terecht aanvoert, het hiervoor in 3.2 weergegeven oordeel derhalve onbegrijpelijk. Het middel slaagt in zoverre. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2010.