ECLI:NL:HR:2010:BM1931
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Verzoek om terugwerkende kracht van vergunning passieve veredeling afgewezen
In deze zaak gaat het om een verzoek van belanghebbende, X B.V., om terugwerkende kracht te verlenen aan een vergunning voor passieve veredeling. De vergunning was oorspronkelijk verleend met een ingangsdatum van 17 januari 2003, maar belanghebbende verzocht om deze terug te laten werken tot 17 januari 2002, onder verwijzing naar artikel 508, lid 3, van de Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek (UCDW). De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna belanghebbende in bezwaar ging. Het Hof heeft het bezwaar gegrond verklaard en de beschikking van de Inspecteur vernietigd, waardoor de vergunning terugwerkte tot de gewenste datum. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheden die belanghebbende aanvoert, niet kunnen worden gekwalificeerd als 'buitengewone omstandigheden' zoals bedoeld in de wet. De onzekerheid over de afzetmogelijkheden binnen de Gemeenschap, die belanghebbende aanvoert, rechtvaardigt niet de terugwerkende kracht van de vergunning. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet en de raadsheren E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op 19 november 2010.