ECLI:NL:HR:2010:BM1070

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04091
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling door vader in penitentiaire inrichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een vader die verblijft in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught. De vader had een verzoek ingediend om een omgangsregeling met zijn kinderen, gebaseerd op artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek werd afgewezen door de lagere rechtbanken, en de vader stelde cassatie in tegen deze afwijzing. De vader was eerder veroordeeld voor de moord op de moeder van zijn kinderen, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van zijn verzoek. De Hoge Raad oordeelde dat de omgangsregeling in strijd was met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad volgde dit advies. De klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van de Hoge Raad werd openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

11 juni 2010
Eerste Kamer
09/04091
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. J. van Duijvendijk-Brand en mr. I.C. Blomsma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en Stichting BJz.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 223385/FA RK 06-7050 van de rechtbank Utrecht van 28 februari 2007, 2 april 2008 en 15 oktober 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.025.133 van het gerechtshof te Amsterdam van 7 juli 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Stichting BJz heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 juni 2010.